Op binnenlandse ritten moeten passagiers een identiteitsbewijs tonen voor het instappen; een nationale identiteitskaart, een paspoort, een door een overheidsinstantie uitgegeven document en een gelijkende foto van de passagier (rijbewijs, verblijfsvergunning, trouwboekje in het geval van kinderen jonger dan 12 jaar) - zodat het instappersoneel het ticket kan controleren.
Op internationale ritten moeten passagiers een geldig paspoort of nationale identiteitskaart tonen. Deze controle is onafhankelijk van formaliteiten bij grensovergangen. Hiervoor is de passagier zelf geheel verantwoordelijk.